De psychosociale ontwikkelingstheorie van Erik Erikson
De psychosociale ontwikkelingstheorie van Erik Erikson is nog steeds actueel.
Er verschijnt regelmatig nieuw onderzoek omtrent deze theorie, bijvoorbeeld in het gezaghebbend tijdschrift Developmental Psychology. Hier wordt het psychosociale model van Erikson wordt gebruikt in een longitudinale studie met volwassen proefpersonen van middelbare en hoge leeftijd (zie hieronder). Nu “ontwikkelingspsychologie” vaak“levenslooppsychologie” betekent, zijn de theorieën van Erikson bijzonder relevant. Onderzoekers vinden dan ook veel empirische steun gevonden voor zijn concepten. Dit is opmerkelijk, omdat empirische onderbouwing voor psychodynamische concepten vaak ontbreekt, en Eriksons model behalve door de psychoanalyse ook door de literatuur (geen empirisch vak zou men denken) werd geïnspireerd:
Eriksons opleiding
Erik Erikson was een psychoanalyticus gespecialiseerd in kinderen, opgeleid bij Anna Freud in Wenen. Ook had een hij een Montessori-opleiding, die hem inspireerde de ontwikkeling van kinderen verder te bestuderen en het psychoanalytisch denken te verrijken. Nadat hij in de jaren dertig vanwege het opkomende nazisme naar de VS emigreerde werd hij daar een beroemde kinderanalyticus. Hij begon zich voor antropologie te interesseren nadat hij contact had gemaakt met Margaret Mead, Gregory Bateson en Ruth Benedict. De antropologische invloed is in al zijn schriften sterk herkenbaar.
Publicaties
In 1950 verscheen zijn beroemde boek Childhood and Society (Kind en samenleving) waar hij zijn acht stadia van de psychoseksuele ontwikkeling en zijn concept van de identiteitscrisis beschrijft. Kind en samenleving is een leesbaar en belangrijk boek, waar Erikson het model van Freud verbreedt en verdiept. Het gedachtegoed en de terminologie van Freud zijn hierbij nog sterk herkenbaar.
Erikson en Freud
Echter spelen bij Erikson sociale, maatschappelijke en interpersoonlijke aspecten en persoonlijke groei en integratie een veel grotere rol dan bij Freud. Erik Erikson bewerkte (samen met zijn vrouw Joan Erikson) het model van Freud en paste het toe op latere levensfasen. Hij ontwikkelde het eerste model van de levenslooppsychologie. Anders dan Freud spreekt Erikson niet van trauma’s maar van een crisis, van een bepaald karakteristiek conflict in elke levensfase. Dit conflict is niet intrapsychisch veroorzaakt zoals bij Freud, maar vindt plaats tussen individu en omgeving of samenleving. Maar het psychosociaal conflict kan wel een innerlijk conflict zijn, en hoeft niet de vorm van een sociale tegenstelling te hebben. Problemen ontstaan als een persoon de bij het stadium horende vraagstelling of ontwikkelingstaak niet positief kan oppakken.
Mentale weerbaarheid
Mentale weerbaarheid is een belangrijk begrip in gezondheidsbevordering en het gezondheidsbeleid van de rijksoverheid. Het Trimbos-Instituut hanteert een definitie van mentale weerbaarheid, die volledig aansluit bij een succesvol doorlopen van de psychosociale stadia van Erikson:
“We zien mentale weerbaarheid als de cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden die iemand in staat stellen een zinvol, lerend en productief leven te leiden en succesvol verschillende sociale rollen en functies te vervullen gedurende de verschillende stadia in diens levensloop (naar Foresight [5]) Foresight Mental Capital and Wellbeing Project)”
Erik Eriksons stadia van psychosociale ontwikkeling
Seven stages of man
Zeven ontwikkelingsstadia
Kindheid
In het eerste levensjaar gaat het om het opbouwen van fundamenteel vertrouwen. Als ouders een kind liefdevol verzorgen, lichamelijk en sociaal (spel, goede interactie), ontwikkelt het een basisvertrouwen. Consistente en liefdevolle aandacht leggen de basis voor een goed zelfvertrouwen en een vertrouwen in de wereld.
In de peuterjaren gaat het om autonomie. Het kind kan en wil nieuwe dingen doen en testen. Hiervoor moeten ouders het kind vrijheid maar ook goede steun geven, zodat het kind niet te veel slechte ervaringen maakt en angstig wordt.
In de kleutertijd ontwikkelt het kind steeds meer eigen initiatief. Ook Hierbij moeten de opvoeders ruimte geven. Maar het kind moet ook leren, om realistische, beschermende grenzen respecteren.
In de leeftijd van de lagere school leert het kind productief te zijn, en dingen zelf te maken. Het kan plannen en verantwoordelijkheid nemen. Voor een goed ontwikkeld zelfvertrouwen is het belangrijk dat het kind hierbij successen beleeft.
Adolescentie
De adolescentie is de fase waar het om de ego-identiteit gaat. Wie ben ik, hoe hangen de delen van mijn persoon en mijn ervaringen samen en wat wil ik? Dit de leidende vraag in een vaak moeizaam proces. Het gaat erom, een consistente visie op zich zelf en de eigen toekomst te ontwikkelen en de eigen visie ook aan te passen aan de wensen van de maatschappij. Op dit gebied van de identiteitsontwikkeling in adolescentie en vroege volwassenleeftijd (tot ca 24 jaar) wordt –ook in Nederland – nu zeer veel onderzoek gedaan in de voetstappen van Erikson en zijn navolger Marcia.
Erik Erikson spreekt bijvoorbeeld van “Identity diffusion” een toestand van identiteit waarin personen (over het allgemeen adolescenten) in de war zijn over hun doelen, beroepen, genderrollen enz. “Identity diffusion” is een belangrijk onderwerp in verband met diverse vormen van afwijkend gedrag en afwijkende houdingen, dus ook met extremisme en terrorisme. Erikson was zelf geen empirisch onderzoeker, maar zijn theorie heeft tot omvangrijk recent empirisch onderzoek geleid (Isenhardt et al., 2022).
Volwassenheid
In de jonge volwassenjaren tot ongeveer een leeftijd van 40 jaar is het belangrijkste thema de opbouw van intieme relaties met vrienden en/of partner(s).
.Het stadium van zo genoemde “generativiteit” in het midden van het leven (productiviteit, creativiteit, maatschappelijk engagement, zorg voor komende generaties) wordt in recente studies veel onderzocht. Zo ook in de nieuwe studie in Developmental Psychology (zie hieronder). Dit stadium en het concept van generativiteit/productiviteit/betrokkenheid spreekt moderne mensen sterk aan en lijkt goed te verbinden met de populaire denkbeelden van de positieve en humanistische psychologie. Met de humanistische psychologie is Erikson zeker ook verbonden door zijn boek over Gandhi, waar hij zijn psychosociaal model aan de biografie van Gandhi illustreert. Maar Erikson is anders dan hyperpositieve denkers altijd een sociale en maatschappelijke analyticus, en dat bewaart hem voor de uitwassen van een oppervlakkige zelfoptimalisatie.
Wijheid en Integriteit
Het laatste stadium bij oudere mensen is een stadium van ego-integriteit,vrede en wijsheid: integratie van eerdere taken en vrede met zichzelf, acceptatie van het leven en de dood. Ook dit stadium wordt veel onderzocht in de Erikson-gerichte onderzoekstraditie, zo ook in de nieuwe studie van Malone et al.
Integriteit, ook bekend als ego-integriteit, verwijst naar het vermogen van een persoon om op zijn leven terug te kijken met een gevoel van vervulling en voldoening. Kenmerken van integriteit zijn:
Flexibele stadia
Belangrijk is – en dit wordt vaak over het hoofd gezien – dat de stadia van Erikson niet hard en deterministisch zijn, maar vloeiend en variabel. Het is ook niet zo dat een bepaald thema (= innerlijke crisis) strikt aan een bepaalde leeftijd is gebonden. Elke crisis kan ook op andere leeftijden spelen, dit beklemtoont ook Erikson zelf. Maar een bepaald dilemma is het meest waarschijnlijk op een bepaalde leeftijd. Zo spelen identiteitsvragen ook nog op hogere leeftijd, al zijn deze het meest prangend in de adolescentie en jonge volwassenheid.
Nieuw onderzoek
Deze recente studie van Malone et al. gebruikt longitudinale gegevens om te onderzoeken hoe zich de kwaliteit van de gemeten psychosociale ontwikkeling op middelbare leeftijd verhoudt tot cognitief en emotioneel functioneren op latere leeftijd. Ook werd onderzocht of depressie in de tweede helft van het leven hierbij een rol speelt. Deelnemers waren 159 mannen uit een longitudinaal onderzoek naar ontwikkeling bij volwassenen. De psychosociale ontwikkeling (volgens Erik Erikson) werd gemeten op de leeftijd van 30-47 jaren met behulp van interviews. Later werd een neuropsychologische meting uitgevoerd op de leeftijd van 75-85 jaren, die cognitieve status en cognitieve controle alsmede geheugen omvatte. Bovendien werden depressieve symptomen op basis van de Geriatric Depression Scale gemeten.
Resultaten
De resultaten toonen aan dat hogere eriksoniaanse psychosociale ontwikkeling 3 tot 4 decennia later met betere cognitieve functie en controle en minder depressie correleerde. Er werd echter geen relatie tussen eriksoniaanse ontwikkeling en geheugen gevonden. Depressie op hogere leeftijd is hierbij een mediatorvariabele voor de relatie tussen eriksoniaanse ontwikkeling en cognitieve functie. Depressie verklaart dus het verband tussen psychosociale ontwikkeling en cognitieve vaardigheid. Al deze resultaten werden gecontroleerd voor opleidingsniveau en intelligentie. Deze resultaten hebben belangrijke implicaties voor het begrip van de duurzame voordelen van psychosociale betrokkenheid op middelbare leeftijd voor de cognitieve en emotionele gezondheid in het latere leven. Daarnaast kan het zijn dat minder succesvolle psychosociale ontwikkeling depressie bevordert en mensen op het gebied van specifieke cognitieve vaardigheden kwetsbaar maakt.
Malone, Johanna C.; Liu, Sabrina R.; Vaillant, George E.; Rentz, Dorene M.; Waldinger, Robert J. Midlife Eriksonian psychosocial development: Setting the stage for late-life cognitive and emotional health Developmental Psychology, Vol 52(3), Mar 2016, 496-508.